Van mijn moeder heb ik geleerd dat je bij een bezoek aan een tandarts, huisarts, kapper of zelfs de bakker, altijd netjes voor de dag komt. Vooral wanneer het nodig is dat de kleren uitmoeten. Schoon ondergoed aan, het haar gewassen, deo onder de oksel en nette kleding aan. Netjes met twee woorden antwoorden en beleefd blijven. Heel keurig dus. In de dagelijkse praktijk zie ik dit over het algemeen zo gaan. Mensen zijn netjes gekleed en er is sprake van wederzijds respect. Er is een categorie ouderen die hier nog wel eens in doorschiet. Dusdanig dat ik me er haast ongemakkelijk bij voel. Neem bijvoorbeeld meneer van der Laan. Deze meneer komt om de drie maanden eens voor een bloeddruk controle. Vaak maken we dan even een praatje over ditjes en datjes. Zijn vrouw is een aantal jaren geleden overleden en de eenzaamheid slaat soms toe. Meneer van der Laan gaat er prat op dat hij ook zonder zijn vrouw altijd nog netjes voor de dag komt. Want zoals hij zegt, zo heeft zijn Jantje hem dat geleerd. Keurig in een gestevend driedelig pak inclusief hoed verschijnt hij ten tonele. ‘Kom binnen meneer van der Laan.’ ‘Dank u, dokter.’ Hij doet zijn hoed af en gaat zitten. ‘Hoe gaat het met u meneer van der Laan?’ ‘Heel goed dokter, dank u.’ Het is een gesprek waarin ik volledig leidend ben en meneer van der Laan gedwee afwacht tot hij het woord krijgt. Het voelt voor mij onnatuurlijk maar voor meneer van der Laan volstrekt zoals het hoort en hij het waarschijnlijk in oude tijden geleerd heeft. Het gesprek gaat kabbelend voort en we nemen na een aantal minuten weer afscheid. ‘Tot ziens hoor meneer van der Laan.’ ‘Dag hoor dokter, tot ziens hoor dokter.’ Met een lichte hoofdbuiging loopt hij de spreekkamer uit.
Het andere uiterste doet zich ook voor. Het is half 6 in de vroege ochtend en ik heb dienst op de visite auto. We zijn onderweg naar een jongeman van eind dertig die zoeven zijn hand heeft gesneden aan het broodmes. Hij woont nog bij zijn ouders. Patient was aan de telefoon hevig in paniek en is niet in staat zelf naar de dokterspost te komen. Ik bereid mij voor op een ernstige verwonding. We arriveren in een klein gehuchtje bij een klein arbeidershuisje. Vader staat al bij de voordeur ons op te wachten. Ik stel me voor en loop vervolgens naar binnen op zoek naar de patiënt. In de woonkamer vind ik moeder, keurig netjes aangekleed en iets wat nerveus ogend. ‘Waar is u zoon?’ ‘Oh, die staat onder de douche.’ Vader geeft aan dat ik hem kan volgen naar boven toe, naar de douche. Op een kleine overloop hoor ik achter een deur het water stromen. ‘Henk, dokter is er.’ Er volgt een ram tegen de deur. ‘Henk, toe even jongen.’ ‘Laat die kloten dokter maar even wachten!’ Zo, ook goedemorgen. Vader haalt zijn schouders op en geeft nogmaals een klop tegen de deur. ‘Klootzak, sodemieter op! Laat die dokter hier maar wachten, ik kom er zo aan, ik wil dat jij naar beneden gaat!’ Tot mijn verbazing doet vader wat de zoon zegt en sta ik met mijn ziel onder mijn arm te wachten op de overloop. Ik heb nog geen idee hoe ernstig de verwonding is en doe een poging dit te achterhalen. ‘Henk, ik ben de dokter van de doktersdienst en ik begrijp dat je een ernstige verwonding hebt aan je hand. Klopt dat?’ Henk peinst er nog niet over te stoppen met douchen. Vanachter de deur schreeuwt hij me toe: ‘Ja natuurlijk klopt dat, doos!’ Ik voel dat ik mijn geduld een beetje verlies en vraag hem of hij wil stoppen met douchen en mij de wond wil laten zien. Er volgt geen antwoord maar na enkele seconden hoor ik dat de douchekraan wordt dichtgedraaid. Een fractie later gaat de douchedeur open en komt Henk op mij af. In tegenstelling tot wat ik verwacht had, is het een klein mannetje. Hij is helemaal naakt en kijkt mij aan alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ik op de overloop op hem sta te wachten. Ik wil me voorstellen maar hij is weggelopen naar zijn slaapkamer. ‘Wacht even, ik trek even een onderbroek aan.’ Van paniek is geen sprake en een wond kan ik al helemaal niet bespeuren. Weer terug op de overloop stelt hij zich voor. ‘Ik ben Henk.’ ‘Dag Henk, ik ben de dokter van de doktersdienst.’ ‘Mag ik je wond bekijken?’ Hij toont mij zijn linker hand waar aan de binnenkant een flapje van 3×2 cm afhangt. Meer dan een schaafwond, minder dan een diepe snee. Ik vertel hem dat ik blij ben dat het meevalt en denk inwendig dat de wereld soms een beetje gek geworden is. Hiervoor was geen spoedvisite nodig. Ik verbind de wond en onderwijl roept Henk zijn vader hoe het gaat. ‘God man, bemoei je er niet mee!’ Henk is zijn ouders volledig de baas. Ik ben te moe om me er in te mengen, de nachtdienstblues zit me in de benen. ‘Beterschap Henk.’ Al wat ik hoor, is wat gebrom.
Soms is deze wereld er eentje van uitersten.