‘Dokter, vergeet net tussen laag getijde en laag getijde zit altijd hoogtij.’ De tranen schieten mij in de ogen maar ik probeer ze weg te slikken. Meneer Rietstra geeft me een kneepje in mijn hand.
Mijn werk beoefen ik sinds enige tijd weer en ik ben blij onder de mensen te kunnen zijn. Emoties lijk ik op een ander niveau te voelen; verdriet van mensen komt harder aan, geluk kan ik meer waarderen en angst begrijp ik meer dan me lief is.
Niet langer ben ik dokter in mijn zo geliefde Grunn maar ben ik huisarts op het Friese platteland.Alles is anders, de taal, de plek, de collega’s en misschien ben ook ik wel veranderd. Een ding is hetzelfde gebleven: leed, mensenleed, groot of klein, is van alle tijden en kent geen tijd noch plaats.
Meneer Riedstra zijn woonsituatie lijkt wel op een schilderij. Het is een oude boerderij of ‘pleats’ zoals de Friezen het noemen waar in geen jaren iets te lijkt zijn veranderd. Ik kom binnen via de bijkeuken waar het aanrechtblad is doorgezakt, de vloerbedekking tot de draad is afgesleten en het muf ruikt. ‘Volk!’ Geen reactie. Ik loop verder en beland via een opstapje in de woonkamer. `Nou goeie, binne jo de dokter?` `Ja, dat klopt.` De patiënt kijkt me wat vreemd aan. `Die dokters van tegenwoordig binne ek steeds jonger.` Hij hoest en rochelt even flink. `Jo moeten even naar mijn longen luusteren, het is net goed juh.` Meneer Riedstra staat moeizaam op vanuit zijn stoel. De stoel staat te midden van de woonkamer en is omgeven door stapels post en kranten. De woonkamer is verder nagenoegleeg op een tafel en een huwelijksfoto op de schoorsteenmantel na. `Bent u dat met uw vrouw?` Meneer Riedstra lacht moeizaam. `Tja dat waren nog eens tiedn, altied hard wurkje op de boerderij, ze was een lieve vrouw mien Ytsje.` Is ze al lang geleden overleden? `Ja, ze is al 25 jaar net meer bij me.` We zwijgen en ik onderzoek meneer Riedstra.`Ha jo ek een man? Of vrouw, dat ken natuurlijk ek.` Zijn vraag verbaasd me. `Ja, ik heb ook een man.` Ik heb niet de behoefte uit te wijden. Meneer Riedstra houdt echter vol en is nieuwsgierig. `En waar wonen jullie?` `Ook op een boerderij, net als u.`Hij knikt. `En ha je ek kinderen?` Ik was al bang voor deze vraag. De schil is nog dun en kwetsbaar en het lukt me niet goed mijn verdriet te verbloemen.
Het valt gelukkig mee met de gezondheidstoestand van meneer Riedstra. Ons gesprek heeft een andere wending genomen. Hij vertelt me hoe eenzaam hij zich soms voelt, hoe verdrietig hij nog altijd is dat zijn Ytsje er niet meer is. We voelen ons verbonden in en door onze rouw.
`Pasje goed op jo zelf.` Meneer Riedstra en ik schudden elkaar de hand.
`Jo ek` breng ik uit in mijn beste Fries.
Het zijn andere tijden gekenmerkt door verdriet maar toch ook hoop. En dat in Friesland.