Ik word wakker van een sms-toon die anders klinkt dan die van mijn eigen telefoon. Ik kijk om mij heen maar kan even niet plaatsen waar ik ben. Het bed waar ik in lig is niet de mijne en de contouren van de kamer herken ik niet. Het duurt even voor het kwartje valt en ik mij realiseer dat ik dienst heb en dat de sms-toon het signaal was van een wachtend huisbezoek. Ik trek mijn kleren aan en begeef me richting de dienstauto. Mijn collega chauffeur lijkt minder moeite te hebben met het wakker worden en staat mij lachend op te wachten. De nacht is koud en ik kan het maar moeilijk warm krijgen onderweg. De stoelverwarming staat op de hoogste stand en de deuntjes van Sky-Radio helpen ons te ontwaken. Het is ongeveer twee uur midden in de nacht. De reden van het huisbezoek is een benauwde meneer van in de tachtig. Met gepaste spoed beweging we ons naar het noordelijke noorden van de provincie. Halverwege gaat de telefoon. Er is een reanimatie gaande aan de andere kant van onze regio en de ambulance vraagt om assistentie. Vaak betekent dit voor ons huisartsen schouwen: de ambulance heeft dan al het mogelijke gedaan en redding is niet meer mogelijk. We draaien om en gaan met volle snelheid de andere kant op. Ik bel onderwijl het verpleegtehuis waar de benauwde meneer nog op ons wacht. De verzorging vertelt dat de situatie stabiel lijkt en ik laat weten dat we na het andere spoedgeval zo spoedig mogelijk komen. Wanneer ik vervolgens de gegevens zie van de patiënt in kwestie die gereanimeerd wordt, schrik ik. De patiënt is 38 jaar. Sjit. Ik bevind me niet langer in een schemertoestand maar ben klaarwakker en voel mijn hart lichtelijk bonzen in mijn keel.
We arriveren snel ter plaatse. Twee ambulances staan buiten bij een klein arbeidershuisje. Eenmaal binnen krijg ik al snel een non-verbaal signaal van de ambulance verpleegkundige: ze schudt van nee en haalt de schouders op. Voor het aanrecht ligt de patiënt in kwestie op de grond. Blauw aangelopen gelaat en zeker geen 38 jaar zoals vermeldt in de gegevens. Eerder 83 jaar. Het bleek verkeerd genoteerd. De redding kwam helaas te laat voor deze meneer. Ik kijk om mij heen en probeer de omgeving in mij op te nemen. Het keukentje is klein en grenst direct aan een kleine woonkamer. Het aanrecht staat vol met etensresten en een frituurpan. Een hond drentelt piepend rond. Zijn baasje is dood. In de woonkamer tref ik patiënt zijn echtgenote en een ander familielid aan. Ze zitten op de bank en lijken in shock. Voor hen op tafel liggen een stel spelkaarten en zijn sigaretten peuken uitgedoofd in een asbak. Ik kan me nauwelijks bewegen in de woonkamer. Het is er voller dan vol: naast de bank staat een eettafel en een buiten proportie grote tv die nog aanstaat. Wulpse dames die hun seksuele kunsten aanbieden drentelen door het beeld. Het geheel tezamen kan ik even niet plaatsen. Ik zoek naar een plek waar ik kan zitten om de familieleden te condoleren en te steunen. De bank is volgeladen met tijdschriften en een enorme lading knuffels. Midden tussen de echtgenote en naar blijkt de zoon, die beide een bovengemiddeld BMI hebben, vind ik een plekje. Hun verdriet is schrijnend en gaat door merg en been. ‘Hij ging alleen even wat drinken pakken..’ Zijn vrouw kijkt mij angstvallig aan. ‘Is hij echt dood?’ Ik heb haar hand vast en kan niets anders dan ja knikken. ‘Het spijt me.’ Ze giert met lange uithalen en knijpt mijn hand fijn. Ik wil een woord van troost bieden maar het is lastig deze te vinden. Zoon lijkt het verstandelijk niet helemaal goed te kunnen bevatten en pakt mijn andere hand. Ik zit klem tussen deze twee mensen. Zoon kijkt mij angstvallig aan en vraagt of ik ook een pil voor hem heb. ‘Ik kin dit nait dokter, hebbn ie ook’n pil veur mien zenuwn?’ Voor ik kan antwoorden, neemt moeder het voortouw. ‘Wie goan in gebed.’ Zoon knikt beamend. Ik kijk van links naar rechts en voor ik het weet ben ik in gebed. Het heeft iets macaber en mooi tegelijkertijd. Terwijl onze lieve Heer wordt aangeroepen zie ik mijzelf zitten. Het lijkt bijna geen realiteit maar toch is het levensecht. Ik kijk uit op een dode meneer die nog voor het aanrecht ligt met zijn trouwe viervoeter likkend aan zijn gezicht naast hem, de frituurpan staat nog op het aanrecht. Naast mij in een overvolle kamer en op een overvolle bank zitten zijn treurende familieleden in gebed en in mijn ooghoeken zie ik nog steeds de wulpse dames. Echter dan dit wordt het niet. ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen.’ Het gebed is beëindigd en ik probeer voorzichtig mijn handen los te maken. Dit valt niet mee. ‘Goan ie weer weg dokter?’ ‘Ja, sorry, ik moet wel.’ We laten tot mijn spijt deze mensen in een radeloze toestand achter.
Het is stil in de auto onderweg terug. We gaan naar onze benauwde meneer. ‘God, dit vergeet je ook niet weer he Jet?’ Mijn collega kijkt me met een flauwe glimlach aan. Wat een woordspeling. Ik glimlach terug. Nee, dit vergeet ik niet meer. Eenmaal terug op de post kunnen we nog even weer op bed. Waar de slaap eerder zo moeilijk te verstoren was, wil die nu niet meer komen.
Ik ben klaarwakker.