‘U mag zich daar uitkleden. Ondergoed graag aanhouden.’ De patiënte kleedt zich gedwee uit en neemt plaats op de onderzoeksbank. ‘Nee, nee, niet direct gaan liggen, eerst nog even wegen.’ De aanwezige coassistent neemt het gewicht op en meet de lengte. ‘Goed, komt u nu maar zitten op de onderzoeksbank.’
‘Wat valt je op als je deze patiënt zo ziet?’ De coassistent is verrast door de vraag en bekijkt de patiënt nog eens goed. De patiënt lijkt zich voornamelijk erg ongemakkelijk te voelen met de vier ogen die op haar gericht zijn. ‘Ehh, ze ziet misschien een beetje geel?’ ‘Heel goed!’ De coassistent kijkt zo trots als een pauw dat hij een goed antwoord heeft gegeven. De patiënte zelf kijkt wat bedenkelijk en bekijkt haar huid nog eens goed maar lijkt zichzelf niet direct op te vallen dat ze geel ziet. ‘Valt je verder nog iets op?’ ‘Nee, niet direct nee.’De coassistent bekijkt de patiënt nog eens van top tot teen. ‘Goed, we gaan even naar u hart en longen luisteren.’ Een tweetal stethoscopen dalen neer op de huid van de patiënt. Het blijft ijzingwekkend stil. Geen commentaar. ‘Komt u maar even liggen.’ De patiënte verschrikt wanneer de handen van de dokter haar buik bevoelen. De handen zijn koud. ‘Pijn?’ De patiënte knikt van ja. ‘Voel ook maar even.’ Een tel later drukt ook de coassistent nog eens goed in de buik van de patiënte. ‘Vindt u niet vervelend, toch?’ De patiënte perst er nog een glimlach uit en schud van nee. ‘Goed, we gaan ook nog even van achteren voelen.’ Het is geen vraag maar een mededeling. ‘Draai maar op uw linkerzijde en doe de onderbroek maar even naar beneden.’ Een gênanter moment dan dit lijkt er niet te bestaan. Het moment is kort, maar krachtig. ‘Goed, prima, kleedt u zich maar weer aan.’
‘Tja, uw leverwaarden zijn verstoord en we denken toch aan een parasitaire infectie. De tropen zijn niet altijd even veilig, weet u.’
‘Wat doet u eigenlijk voor beroep?’ Ik had deze vraag al eerder verwacht maar wilde het niet direct naar voren brengen. Een patiënt is een patiënt ongeacht het beroep wat hij of zij uitoefent, eenieder wil als ‘gewone’ patiënt behandeld worden. ‘Ik ben huisarts.’ Vier ogen kijken me wat verschrikt aan. ‘U bent zelf dokter?’ ‘Ja, dat klopt.’ ‘Ohhhh.’ Ik voel wat ongemak aan de andere kant van de tafel ontstaan.
‘Wat denkt u zelf dan van dit alles?’ Ik moet even glimlachen. Ik hoor mijzelf soms ook deze vraag stellen. Ik voel me vooral erg belabberd en realiseer mij hoe het moet zijn voor veel patiënten die ik dagelijks zie. Afhankelijk zijn van een dokter, ziekenhuizen en uitslagen maakt erg onzeker. Het is alsof je de controle over je eigen leven even uit handen moet geven.
Gezondheid is een groot goed. Cliché, maar waar.
De parasitaire infectie en het geel zien zijn inmiddels verjaagd gelukkig. Als het iets positiefs voortgebracht heeft, is het het feit dat ik weer even met de neus op de feiten werd gedrukt. Ziek zijn, patiënt zijn, is niet leuk. Ook niet voor een dokter.