Ik heb nieuwe schoenen. Nieuwe schoenen en een nieuwe jas. Ik heb dienst op de auto en ik denk, laat ik het vanavond allebei aandoen. Je wilt tenslotte ook leuk voor de dag komen. Waar ik niet over nagedacht heb, is het weer. De stralende zon van de afgelopen tijd is verborgen achter de wolken en deze avond lijkt de regen met bakken uit de hemel te komen. De eerste visite wordt aangevraagd. De thuiszorg verpleegkundige waarschuwt ons dat het in the middle of nowhere is en dat de patiënt in kwestie een oudere heer is met een respectabele leeftijd van 93 jaar. Hij woont nog alleen op een boerderij. Er wordt een visite aangevraagd omdat de patiënt in de war zou zijn en onverklaarbare wonden heeft aan armen en benen.
We gaan op pad. De tomtom leidt ons over een smal landweggetje waar geen einde aan lijkt te komen. Verscholen onder een groot aantal bomen doemt er een boerderijtje op. Het grasland rondom is niet onderhouden en staat tot op kniehoogte. Dit merk ik zodra ik de auto uitstap. Met mijn nieuwe schoenen aan, beland ik in een modderplas. Maar ach, het deert niet. We banen ons een weg door het hoge gras naar de voordeur. De thuiszorg wacht ons al op. Ze kent de patiënt al jaren en begrijpt niet goed wat er gebeurd is. Het huis verkeerd in zeer oude staat. Ze vertelt ons dat sinds het overlijden van zijn vrouw een aantal jaren geleden, er niets is veranderd aan de inrichting. Meneer wou alles zo houden zoals zijn Marietje het had achtergelaten.
We treden binnen in de oude boerderij. De vloer is bekleed met bruinige vloerbedekking die her en der dusdanig versleten is dat de houten vloer eronder te zien is. De muur is behangen met behang dat ooit wit geweest moet zijn maar nu gelig is uitgeslagen. Het huis is sober ingericht. Er staat een heel klein vierkanten tv’tje op een tafel in het midden van de kamer. Boven de tafel staat een grote loep; ik vermoedt dat de patiënt hiermee in staat is nog te lezen. In de rechter hoek van de kamer staat een stoel waar rondom scherven van kopjes en schaaltjes liggen. Waarschijnlijk zijn ze door de val van de patiënt op de vloer kapot gevallen. Een spoor bloed leidt naar de andere hoek van de kamer waar onze patiënt ligt op een oud ledikant. ‘Och wat fijn dat jullie er zijn, maakt u mij alstublieft weer beter!’ Ik kniel neer op de vloer naast het bed uit reflex en de thuiszorg is te laat om mij te behoeden dat nu ook mijn broek vies wordt van de druppels bloed die voor het bed liggen. Ik haal mijn schouders maar weer op. ‘Wat is er gebeurd?’‘Ik weet het niet dokter, echt niet. Het ene moment zat ik in de stoel en het andere moment lag ik op de grond.’ Hij begint te huilen. ‘Marietje haar spulletjes zijn kapot, of niet?’ Ik kijk naar de thuiszorg verpleegkundige en we moeten inderdaad beamen dat er een aantal kopjes kapot zijn. ‘Het is niet erg, belangrijker is dat u weer opknapt.’ Onze patiënt is er niet rustig op en blijft vragen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Wanneer ik doorvraag, blijkt dat hij zich in de middag al wat duizelig voelde. Ik onderzoek hem lichamelijk en bemerk dat zijn bloeddruk aan de lage kant is. Wanneer ik hem dit vertel, zegt hij direct dat hij niet naar het ziekenhuis wil. ‘Ik blijf hier!’ ‘Ik ben hier geboren, ik zal hier ook sterven.’ ‘Net als Marietje.’ De thuiszorg verpleegkundige en ik wisselen een blik van verstandhouding uit. Ik verzorg zijn oppervlakkige wondjes en vertel hem dat ik me wel wat zorgen maak. ‘Dat hoeft u niet te doen hoor dokter. Onze lieve Heer heeft het allemaal geregeld.’ Ik informeer of er nog familie is die we kunnen bellen maar hij vertelt dat er enkel een verre neef is in het zuiden van het land. Ik voel me machteloos. Ik wou dat we deze man wat meer konden bieden. Zijn wens is echter op de boerderij te blijven en dan hebben we te respecteren. De thuiszorg en ik spreken af dat ze in ieder geval vier keer per dag een bezoek aan hem zullen brengen. De patiënt en ik nemen afscheid. ‘Komt u nog eens weer dokter?’ ‘Dan praten we nog even weer over het boerenleven.’
Ik stap naar buiten met mijn nieuwe, vieze schoenen. Er zit lood in.