Het is 8.10 als de telefoon op mijn spreekkamer gaat. De assistente aan de lijn. ‘Mevrouw de Vos staat weer aan de balie en zegt dat het zo niet langer kan, zal ik haar ertussen zetten?’ Ik voel een inwendige zucht opkomen en een grijze haar spontaan ontstaan. Dit wordt vrijwel direct gevolgd door een schuldgevoel over het feit dat ik dit denk. Mevrouw de Vos is een vriendelijke dame van begin veertig en kampt met klachten waarvan niemand goed weet waar ze vandaan komen. De cardioloog, de longarts, de internist en ook de chirurg (van verschillende ziekenhuizen) hebben allen hun gedachten erover laten gaan. CT scans / MRI / vaatonderzoeken al het nodige is gedaan maar de uitkomsten zijn vooralsnog negatief. Dat wil zeggen geen ziektes of afwijkingen zijn gevonden. Dit tot frustratie van mevrouw de Vos zelf want er moet toch iets te vinden zijn? De afgelopen drie weken heb ik haar telkens op maandagochtend op het spreekuur gezien. In het weekend is er vaak veelvuldig contact met de doktersdienst en een enkele keer zelfs de ambulance. Telkens met dezelfde uitkomst: alles lijkt goed..
‘Kom verder mevrouw de Vos.’ Ze begint vrijwel direct te huilen. ‘Ik voel me een tijdbom, echt waar!’ ‘Mijn hoofd voelt raar, ik zie wazig, ik ben continue misselijk en heb het idee dat mijn buik aan de rechter kant dikker is dan aan de linker kant. Oh ja, en ik heb rare uitslag op mijn rug en borst en ik zou toch echt zweren dat ik een schimmel heb in de keel maar ook vaginaal.’ Ik zwijg en besluit haar even te laten praten. ‘Mijn ontlasting is ook raar van kleur en ik ga wel 4x zo vaak als anders. Nu moet ik ook nog hoesten de hele tijd en ben ik rillerig maar ook zweterig. Dat is toch raar?’ ‘En tja, ik slaap slecht en nu ga ik er dan ’s nachts maar uit en als ik dan mijn bloeddruk meet is hij veel te hoog!’ Een stilte valt. Ik weet werkelijk niet meer wat ik met deze patiënt aan moet. Vorige week heb ik voorzichtig gevraagd naar haar thuissituatie. Haar man is vrachtwagenchauffeur en vaak van huis. Kinderen zijn er niet. Alles gaat volgens patiënte goed thuis. Geen stress. ‘Ik ben niet gek hoor.’ Zwanger is ze niet (van wie dan dokter, aan sex doen we niet meer!). Heeft ze dan iets heel zeldzaams, zien we allemaal wat over het hoofd? Vorige week ben ik als vanouds weer de boeken ingedoken. Op zoek naar een verklaring. Nog gebeld met de internist, professor nota bene, en deze sprak simpelweg de woorden: ‘deze vrouw mankeert niks, hooguit iets ingebeelds.’
Ik besluit maar open kaart te spelen en kijk mevrouw de Vos recht aan. ‘Ik weet het niet wat u mankeert.’ ‘U weet niet wat mij mankeert?’ ‘Nee, ik weet het op het moment echt niet.’ Mevrouw de Vos kijkt me wanhopig aan en ik begrijp hoe radeloos haar deze woorden in de oren moeten klinken. ‘Ik kan u wel over heel veel dingen geruststellen.’ ‘Ja, daar heb ik wat aan!’ We praten nog wat, ik onderzoek haar voor de zoveelste keer en mevrouw de Vos verlaat weer de spreekkamer. Mijn spreekuur loopt inmiddels een half uur uit.
Een week later, maandagochtend. In de post van het weekend zie ik dat er geen contact is geweest over of met mevrouw de Vos. ‘Zou het beter met haar gaan?’ Het is bijna 10 uur als mijn telefoon rinkelt. ‘Mevrouw de Vos is hier en wil je spreken.’ Als ik het niet dacht. ‘Zet haar maar aan het einde van mijn spreekuur.’ Ik roep haar binnen en ben benieuwd hoe het nu met haar gaat. Net als ik dat wil vragen, is ze me voor. ‘Ja het gaat helemaal niet. Echt niet. Ik ben duizelig, krijg een rare stem, jeuk overal, mijn buik heeft een rare vorm en zo kan ik nog wel even doorgaan. Mijn man en ik hebben het erover gehad en ik wil naar Duitsland.’ ‘We hebben gehoord dat die Duitse dokters meer aan wetenschappelijk onderzoek doen en ja, nou dat wil ik wel.’ ‘Wilt u een verwijsbrief schrijven?’ Poeh. Ik kan ervoor kiezen haar proberen uit te leggen dat ik hier geen heil in zie maar ik besluit deze discussie niet aan te gaan. Ik schrijf de verwijsbrief.
Twee maanden later lees ik de binnenkomende post. Mevrouw de Vos is geanalyseerd in een Duits ziekenhuis. Nieuwsgierig bekijk ik de uitkomsten, maar de conclusie is hetzelfde: ‘keine physischen Abweichungen’.
Hoop voor mevrouw de Vos (en voor ons als huisartsen!) dat ze zich hierin kan berusten. Helaas is niet overal een antwoord op.