HenrietteSchrijft.nl

Je kent ze wel. Van die mensen die net even anders zijn dan anders. Die meer dan de gemiddelde mens zich excentriek durven te uiten, in gedrag of uiterlijk. Ze hebben volgens het gezegde net een beetje meer ‘schijt aan Maastricht’ . Ik bewonder ze stiekem een beetje. Durf maar eens anders te zijn, durf maar eens uit de ban te springen en je te ontdoen van dat wat moet en hoort. De grenslijn tussen normaal en abnormaal is echter dun. Wanneer is iemand nog excentriek en wanneer is de waanzin nabij?

Ze is fleurig gekleed. Zwierige jurk met vel gekleurde bloemen in alle kleuren van de regenboog, rode pumps en idem gekleurde lippen. Haar dossier is het enige wat verraadt dat ze de 60 al is gepasseerd. Achter haar aan trippelt een kleine, donzige viervoeter. Normaal gesproken behoren huisdieren niet tot mijn clientèle maar met het beest al binnen in mijn spreekkamer is het kwaad al geschied. We hebben elkaar nog niet eerder gezien dus ik stel me voor en vraag haar wat ik voor haar kan doen. ‘Ach lieve kind, je hoeft helemaal niets voor mij te doen hoor, ik wou je alleen even mijn voeten laten zien.’  Ze trekt haar rode pumps uit en toont me haar voeten. De diagnose is direct al duidelijk. Aan beide voeten is er sprake van hamertenen. Ze kijkt me vragend aan. Ik leg haar uit dat hamertenen soms ontstaan door een aangeboren standsafwijking maar dat vaak ook ouderdom en in haar geval verkeerd schoeisel een rol zouden kunnen spelen. ‘Oh maar ik kan echt niet zonder mijn pumps hoor, wat ben ik zonder pumps? Ze maken me vrouwelijk en ik dans er alle dagen op!’ Ik knik begripvol maar merk dat mijn wenkbrauwen zich onbewust wat fronsen. Ik probeer nog uit te leggen dat zooltjes, aangepast schoeisel en eventueel een operatie tot de mogelijkheden behoren maar ze wil het niet horen. ‘Dansen, dat is wat ik wil! Ik wordt liever dansend 65 dan schuifelend achter mijn rollator 80!’ Haar hondje wordt er ook opgewonden van en begint te blaffen. ‘Bedankt voor je tijd lieverd,’ voor ik het weet heb ik een zoen te pakken en trippelen ze beide mijn spreekkamer weer uit.

Een dag later ben ik de papieren post aan het doornemen en vind ik een handgeschreven brief gericht aan ‘de dokter’. In afwezigheid van mijn opleider lees ik de brief maar ik kan er met de beste wil van de wereld geen touw aan vastknopen. In een ouderwets handschrift staan er zinnen geschreven maar tezamen vormen ze geen verhaal. Een alarmbelletje gaat er bij mij af en ik begin me zorgen te maken over de geestelijke gesteldheid van deze patiënt. In zijn dossier vind ik terug dat hij tot een aantal jaren geleden onder controle was bij de psychiatrie. Diagnose destijds luidde waanstoornis danwel hysterische persoonlijkheid met psychotische gedragskenmerken. In de agenda zie ik dat de patiënt voor de volgende dag ingepland staat voor het spreekuur. Die dag ben ik wat onrustig. Zou de patiënt komen? Met mezelf heb ik afgesproken dat wanneer hij niet verschijnt, ik een visite zal gaan afleggen. Maar tot mijn verbazing is hij er. Met een vriendelijk gezicht en gekleed in een driedelig pak komt hij naar mij toe lopen en stelt zich voor. Ik probeer te achterhalen wat het is dat ik voor hem kan doen. Hij steekt van wal. Bijna letterlijk. Er zou cement op zijn hoofd zijn gegooid en de klerelijers van de politiek maken het hem lastig. Bovendien vertrouwd hij zijn bovenbuurman niet. De ratten komen bij hem vandaan. Hij ratelt door van de hak op de tak en er is overduidelijk sprake van paranoïde wanen en ideeën. Ik onderbreek hem en vertel hem dat ik me zorgen om hem maak en dat ik hulp voor hem wil inschakelen. ‘Die klerelijers van de psychiatrie zeker! Die hoef ik niet! Echt niet!’

Mensen moeten de vrijheid hebben om te kunnen zijn wat voor hun goed voelt. Wanneer dat net even anders is dan het gemiddelde vind ik het alleen maar bewonderenswaardig. Wanneer ze echter een gevaar of last worden voor zichzelf, zoals bij de laatste patiënt, wordt het moeilijk. Ik heb tot mijn spijt ‘de klerelijers van de psychiatrie’ moeten inschakelen. In de hoop dat de patiënt weer wat dichter bij zijn eigen ‘normale’  norm komt.