Onderweg van de spreekkamer naar de wachtkamer repeteer ik altijd de naam van de patiënt in mijn hoofd. Meneer de Vries, mevrouw Jansen dat zijn de moeilijkste niet. Deze onthoud ik moeiteloos. Soms zijn daar echter van die namen waar ik de grootste moeite mee heb en ik bang ben dat ik de naam niet goed uitspreek of überhaupt niet over mijn lippen krijg. Kindernamen zijn vooral nog wel eens lastig. Helemaal omdat de ouders soms beledigd zijn als ik de naam van hun kind niet correct door de wachtkamer roep. Bekkenbrekertjes als Jayhvon, Kyranissa of een van mijn favorieten Sjorzette hoor je toch nog wel regelmatig eens voorbij komen.
Met de naam die je ouders je geven, heb je het maar te doen. Of die nu bij je past of niet, ergens naar klinkt of niet, je gehele leven zijn jij en je naam verbonden. Van te voren is het denk ik als ouders lastig in te schatten welke naam bij je kind past. Zal een Jan ook echt uitgroeien tot een stoere, Hollandse vent of was een Stefano meer passend geweest? Zijn Noortjes hun leven lang klein en schattig of is het op latere leeftijd toch niet meer zo treffend als ze eenmaal de 40 zijn gepasseerd?
Roosje staat op mijn spreekuur. Een peuter van bijna 2,5 met een naam waar je vrolijk van wordt. Roosje roept bij mij gedachtes op aan een allerschattigst klein meisje met zo mogelijk een nog schattiger jurkje met dito strikjes. De realiteit is vandaag iets anders. Het gaat al mis in de wachtkamer. ‘Roosje!’ roep ik. Ik zie een vrouw opstaan, ze loopt naar haar dochtertje toe die op de grond aan het spelen is. ‘Kom Roosje, we gaan, de dokter wacht.’ ‘Nee!’ is het antwoord en ze speelt boos verder met haar pop. ‘Roosje, kom toe nou, mama wil graag dat je komt.’ ‘Nee!’ ‘Ik wil niet!’ Roosje begint stampvoetend te brullen. Moeder genereert zich duidelijk ten op zichte van de rest van de wachtkamer. Ze probeert het nog een keer vriendelijk en zegt ‘Kom liefje, mama vindt het nu niet leuk meer.’ ‘Neeeeeeeeeeee!!’ en Roosje neemt de benen. Moeder rent er achter aan en grijpt Roosje bij haar arm. ‘En nu is het afgelopen!’ Roosje brult niet meer maar giert nu. Ik heb medelijden met moeder en breng een schamper ‘Goedemorgen’ uit.
Eenmaal in de spreekkamer sta ik met 1-0 achter. Roosje wil hier duidelijk niet zijn en begint dingen van mijn bureau af te gooien uit frustratie. Een gesprek tussen mij en moeder is moeilijk doordat Roosje luidkeels aangeeft het er niet mee eens te zijn. Ze huilt, brult en stampvoet in de kamer. De reden van het consult maakt het nog een factor lastiger. Roosje heeft al een aantal dagen wat verhoging in de avond en grijpt naar haar oortjes. Ook kwijlt ze veel en wil ze moeilijk drinken. Moeder vermoedt een oor – en of keelontsteking. Ik voel hem aankomen. Onderzoek maar eens een puberende peuter die geen zin heeft in bemoeienis van de dokter. Moeder en ik proberen haar nog af te leiden met speelgoed, sussende geluidjes maar Roosje wordt er witheet van. Ik wissel een blik van verstandhouding met moeder en geef aan dat we even moet doorpakken. Moeder begrijpt de boodschap en neem Roosje in een stevige houdgreep op schoot. Met haar ene arm over Roosje haar voorhoofd en haar andere arm over Roosje haar armpjes, zit Roosje redelijk klem. Snel kijk ik in haar oortjes waar ik geen bijzonderheden aan de trommelvliezen kan ontdekken. Dan komt het ‘gevecht’ met het tongspateltje. Moeder doet nog een poging en zegt ‘Toe maar Roosje, doe je mondje maar even open voor de dokter.’ Roosje kijkt me verbeten en boos aan en ik weet dat ze nooit en te nimmer de mond voor mij vrijwillig zal openen. Ik wurm de spatel tussen haar lippen en probeer de tong naar beneden te duwen maar Roosje geeft stevig verzet. Ik probeer nog eens maar dan hoor ik een krak. Roosje heeft het spateltje dwars door midden gebeten. Met de zweetdruppels inmiddels op het voorhoofd besluit ik nog een poging te wagen. Een nieuw spateltje en nogmaals de poging om Roosje haar tong naar beneden te duwen. Wanneer ik denk dat ik er bijna ben voel ik een scherpe pijn tegen de onderkant van mijn kin. Slim als ze is, heeft Roosje ontdekt dat haar benen vrij zijn en deelt een schop naar mij uit. Moeder en ik geven het op.
Roosje is vandaag niks niet klein en allerschattigst. Roosje is vandaag een scherpe Roos.