Dienst op de post. Een gewone maandagavond. Patiënten komen druppelsgewijs binnen. Niet heel druk, niet zo rustig dat de verveling toeslaat. Een meisje van vier is aangemeld. Ze heeft buikpijn sinds het middaguur en haar ouders vertrouwen het niet. Ik roep de familie naar binnen. Een bleek, blond meisje kijkt mij over haar vaders schouder wat glazig aan terwijl ze voor mij aanlopen. Eenmaal in de spreekkamer blijft ze opgekruld met haar benen bij haar vader op schoot zitten en houdt een pluchen konijn stevig tegen zich aan. Aan zijn uiterlijk te zien, is hij al vaak gebruikt als troost. Lisa heet het meisje. Moeder vertelt dat Lisa eigenlijk nooit wat heeft en altijd opgewekt en vrolijk is. Vanmiddag veranderde dit plots. Ze lijkt in aanvallen pijn in de buik te hebben en de ernst ervan neemt toe. Avondeten ging er niet meer in. Ik stel nog wat vragen en kondig dan aan dat ik Lisa moet gaan onderzoeken. Met grote ogen kijkt ze naar haar vader: ‘Mag konijn ook mee?’ ‘Ja, konijn mag ook mee.’ Lisa lijkt wat gerustgesteld. Op de onderzoeksbank trekt ze haar knietjes naar haar toe. Platliggen lukt niet. Ik probeer haar nog wat af te leiden door, terwijl ik luister naar Lisa haar buik, te zeggen dat ik smurfen hoor zingen. Een afleid manoeuvre van menig zorgverlener. Een klein glimlachje verschijnt op haar gezicht. Wanneer ik haar buik voorzichtig aanraak, wordt konijn zowat gewurgd. Ze kermt het uit. Haar buik, en Lisa zelf, geven duidelijk weerstand. Ik vertrouw de hele situatie niet en besluit in overleg met de ouders, Lisa naar het ziekenhuis te verwijzen. Een blindedarmontsteking misschien of een darmlis in de knel. Het zal uitgezocht moeten worden. Een aantal telefoontjes volgen. Eerst met de kinderarts, daarna alsnog met de chirurg die als eerste het oordeel over Lisa haar buik zal gaan vellen in het ziekenhuis. Enkele minuten gaan voorbij voor ik alles rond heb en Lisa vind het allemaal wel welletjes en wordt zichtbaar moe. Vlak voordat ze in slaap valt, hoort ze nog aan dat ze naar het ziekenhuis moet. ‘Konijn wordt wel weer beter toch papa?’ Haar vader stelt haar opnieuw gerust. ‘Slaap maar lieverd, morgen is konijn weer beter en jij ook.’ Het doet me glimlachen. Konden we allemaal soms maar weer even vier zijn en geloven dat alles wat je papa je zegt waarheid is.
Met Lisa is het allemaal goed gekomen. Aan het einde van mijn dienst bel ik nog even met het ziekenhuis om te horen hoe het gegaan is. Lisa haar blindedarm blijkt inderdaad ontstoken.
Mijn dienst zit erop. De laatste dit jaar. Ik start de auto en zet de radio aan. Acda en de Munnik schallen vanuit de speakers met het nummer ‘Slaapliedje’. Toepasselijk en waar. Ik zing luidkeels mee: ‘Dat beer weer beter wordt, de poes morgen wel weer opstaat, dat die ook slaapt en dat het goed komt allemaaaaal.’
Een beetje (kinderlijke) hoop kunnen we allemaal soms wel gebruiken.