HenrietteSchrijft.nl

‘Opzij opzij opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats we hebben ongelofelijke haast.

Ik moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.

Ik kan nu niet blijven, ik kan nu niet langer blijven staan.’

Het is ongeveer drie uur midden in de nacht en dit liedje van Herman van Veen komt onwillekeurig in me naar boven. Of ik nu wil of niet, zijn mijn hersenen op volle toeren aan het nadenken over de was die ik nog moet opvouwen, de boodschappen die ik nog moet halen en wat ik morgen zal koken. Oh en niet te vergeten de verjaardag waar ik aan moet denken en last but not least het drukke spreekuur van morgen.

Volstrekt onzinnig op dit tijdstip en ik begrijp niet goed dat mijn slaap zich hierdoor aan de kant laat drukken. Het schijnt dat met name vrouwen dit vaker overkomt ’s nachts. Mijn wederhelft is in ieder geval in een diepe slaap verzonken en ronkt er vrolijk op los. Inmiddels is het vier uur..

Terwijl de patiënt uitgebreid vertelt waarom ze zich niet fit voelt, dwalen mijn gedachten af. Ik probeer mezelf inwendig te corrigeren en de aandacht te behouden, hopend dat de patiënt niet merkt dat ik vandaag er niet helemaal bij ben. Balend van mezelf vraag ik haar of ze de laatste zin nogmaals wil herhalen.

Al worstelend nadert het einde van het spreekuur. Ik heb hard gewerkt om mijn patiënten niet de dupe te laten worden van mijn slapeloosheid. Nog een laatste patiënt. Een jonge vrouw van mijn eigen leeftijd. Er staat een consult ingepland van 20 minuten. ‘Een gesprekje’ heeft de assistente genoteerd.

Ze slaapt slecht. Met intervallen van een aantal dagen wordt haar slaap verstoord met gedachten aan alles wat ze nog ‘moet’ doen. Ze is niet depressief of down maar gaat wel gebukt onder de druk zoals het zelf benoemd van alles wat de samenleving volgens haar van haar vraagt. ‘Begrijp je wel?’ Ik begrijp je heel goed. Zonder details van mijn eigen situatie in te brengen, komen we tot een gesprek waarin de onze rollen van patiënt en dokter lijken te vervagen. Ik geef haar adviezen en vertel haar dat niets ‘moet’, dat ze de lat minder hoog mag leggen en dat ze voor het slapen gaan ook zichzelf de tijd moet geven om in een ontspannen staat te komen. De adrenaline moet uit het lijf anders verliest de slaap het.  Vergeet die was, dat ene mailtje, de boodschappen. Kan later ook. We hoeven niet te rennen, duiken, vliegen en weer opstaan. Het mag een tandje minder.

Zonder het te weten, heeft deze patiënte mij ook wakker geschud. Hoe cynisch dat in deze ook mag klinken.

Vanavond ga ik in bad. Telefoon uit. Boek mee naar bed en slapen. De wereld wacht wel.